vrijdag 17 september 2010


Wat is de axenroos ?
De axenroos biedt aan alle kinderen, leerkrachten én ouders een waarde –en normenkader. Communiceren met kinderen, leerkrachten en ouders via dit kader is bouwen aan een preventief onderwijs –en opvoedingsklimaat.

Historiek ?

De mediatiestijl binnen het onderwijs veranderde stilaan en er ontstond een wisselwerking tussen ‘leren’ en ‘leven’. Vanuit de ‘wereld’ kwam de ultieme bevestiging: sociale vaardigheden werden opgenomen in de eindtermen. Sterker nog, de eindtermen kwamen wonderwel overeen met de axenroos. Louter kennisoverdracht moest buigen voor het overbrengen van vaardigheden, inzichten en attitudes. Samen met de procesvariabelen ‘welbevinden’ en ‘betrokkenheid’ vormt deze mediatiestijl de basis om kinderen in deze woelige tijd te begeleiden.

Traject Heilige Familie !

• Tijdens het eerste schooljaar werd er op teamniveau gewerkt. Teambuilding, gezamenlijke doelgerichtheid en deelgenootschap staan centraal. De leerkrachten leren de axen kennen vanuit een persoonlijke beleving en via enkele ‘proevertjes’ met hun leerlingen.
• Tijdens het tweede jaar werd er gebruiksklaar materiaal bezorgd om samen met de leerlingen op stap te gaan door ‘dierenstad’. Via de betrokkenheid met de ouders willen we van ‘dierenstad’ een totaal schoolgebeuren maken waarbij alle betrokkenen kunnen participeren.
• Het derde jaar legt accenten bij rapportering, observatie, werkvormen en organisatievormen. Via uitgewerkte projecten wordt ‘de axenroos’ geïmplementeerd. Hierbij staan de beleving en de transfer met andere leerdomeinen centraal.


LEEUW

Samenwerken om te leren, vraagt leren om samen te werken!
Als wij van onze kinderen vragen om in groep een proces te doorlopen, vraagt dat van ons om ook teamgericht te kunnen werken.
De leeuw, als leider, is het aangewezen relatiepatroon om een groep te laten functioneren :
-vanuit aandacht voor iedereen (welbevinden)
-de inzet van elk groepslid rekening houdend met ieders talenten en beperkingen (betrokkenheid)
-het verhogen van het zelfbeeld van elk betrokken groepslid (competentie en status)

'Leiding kunnen geven’. Sommige mensen hebben hiervoor een natuurlijke aanleg. Men zegt dat het geboren leiders zijn en daar is niets verkeerd aan. IQ, EQ, taalvaardigheid en de nodige inzichten spelen hierbij een rol.
Een goedgemutste leeuw heeft hierbij een voorbeeldrol. Spijtig genoeg hanteren mensen heel vaak de rol van de slechtgemutste leeuw: bazig zijn, stempel drukken op de groep, machtsgevoel. . .
Een bekwame leider kan goed luisteren naar wat er leeft bij de anderen. Zo ervaren mensen dat het lang niet eenvoudig is om voor iedereen goed te doen als ze de leidende hand hebben!
In de cirkel van het leven plaatst de leeuw zich als een probleemoplossende leider die creatief en doelbewust zijn manen in wind en tegenwind plaatst. Met enthousiasme, spirit en kracht neemt hij mensen mee in de beweging en het ritme van tijd en ruimte. Zijn charisma begeestert en zet mensen aan tot initiatieven die leiden naar groepsdynamiek! Zijn welpen worden gevoed met uithouding, wilskracht en zelfsturing.
Evenzo kan zijn gebrul mensen verstillen en beklemmen in elke eigen ondernemingszin. Wanneer hij dominant een prooi viseert en elk doen en laten manipuleert, verdwijnt het functioneren van een gemeenschap, een leefgroep.
In de geschiedenis is meer dan eens bewezen dat mode en taboes, oorlog en vrede, liefde en haat, godsdienst en cultuur bepaald worden door de ideeën en voortrekkers van populaire figuren die hun boodschap doen leven.
Toch blijft een groep maar draaiende door het leiderschap van een goedgemutste leeuw.
Mensen hebben nood aan een voorbeeldfiguur die iets uitstraalt.
De groepsfunctionerende spil kan leven wekken of angst verwekken!
In onze interculturele maatschappij van vandaag, worden we opgeroepen om het coöperatief leren aan te wenden als een middel om staande te blijven in de steeds veranderende samenleving. Lerenslang leven en levenslang leren staan centraal als we kijken naar de verwachtingen en noden die aan elk individu worden gesteld.
De groep is maar zo sterk als de inbreng van elke functie de waarde toegekend krijgt die hij verdient. Dat maakt het samenwerken uit.
In onze individualistische samenleving lijkt dit tegenstrijdig te zijn aan wat we willen onderwijzen. Daarom is het ook zo belangrijk dat wij eerst zelf als team ‘leren om samen te werken’ te zien als een verrijking en niet als een bedreiging van onze eigen bekende manier van werken.
De veerkracht waarmee we een poot binnen willen hebben zal doelbewuster zijn en onze manen zullen minder vlug vergrijzen of uitgetrokken worden van pure ellende. Deze onderwijscultuur verplaatst het gewicht van ‘het leiden van leerproducten’ naar het begeleiden van leef- en leerprocessen’.
Mag het leeuwendeel in jullie team er één zijn van georganiseerde samenwerking!



KAMEEL
Hoe kan je in een dorre, woeste woestijn overleven met hevige temperatuurschommelingen en weersomstandigheden die ontbering veronderstellen? Hoe kan je overleven in een snelle, veranderlijke onderwijswereld waarin werkdruk en planlast weerstand oproepen?
De kameel in de woestijn is uitgerust met 2 bulten van opgeslagen vetten die hem behoeden tegen uitdroging en uitputting. Na zijn lange tocht om zijn doel te bereiken, verzamelt hij opnieuw reserves om een volgende tocht aan te vatten.
Hoe zit dat dan bij onderwijsmensen? Zij bouwen een enorme bagage op vanuit ervaringen, inzichten, experimenten. Hun rugzak kan aangepast worden aan de draaglast wanneer zij hun draagkracht benutten. Wanneer opgebruikte didactische en pedagogische principes als balast mogen verdwijnen en zij openstaan voor hedendaagse werkvormen en ideeën, behouden zij het meest essentiële dat ze nodig hebben om hun jaar aan te pakken: hun eigenheid en vaardigheden, inzichten en attitudes om het nieuwe bronnenmateriaal te kunnen gebruiken.
Dat vraagt een opvolging van nieuwe richtlijnen: advies durven vragen aan collega’s, zich houden aan vooropgestelde stappen, in het voetspoor van de voortrekker willen staan.
Het draagstel van de rugzak zal bestaan uit een schoolproject dat een gelijkgerichte visie en een gelijkgestemd handelen tot gemeenschappelijk doel kunnen maken. Op deze manier herkennen we een gezonde kuddegeest die met gelijke tred en voor zich uit ademend de koers bepaalt.
Met af en toe stilstaand bij de bron en het leiderschap om de kudde bij elkaar te houden vanuit een gezamenlijke doelgerichtheid. Het gaat er dan niet om wie voorop, in het midden of achteraan loopt. Het gaat om de samenhorigheid en de honger en de dorst die gestild worden door het juist vullen van de rugzak. En tijdens de tocht komt men toe, zoals de kameel, met de opgeslagen middelen. Volgzaamheid kan maar positief aangewend worden wanneer er een vertrouwen wordt gesteld in de gezamenlijke doelgerichtheid.
De kameel is een volgzaam iemand. Hij volgt graag de instructies van een leeuw. Het beluisteren en proberen te verstaan wat meegedeeld wordt, veronderstelt een zekere leergierigheid. Geen leergierigheid naar wat en bijvullen van de rugzak maar eerder de leergierigheid naar het hoe en het omgaan van de aangereikte middelen. In deze tijd kan het gevarieerde aanbod spontane vragen en nieuwsgierigheid opwekken.
In een team zijn er goedgemutste leeuwen nodig die een richting voorstellen, tips geven en stappenplannen opstellen, zodat de kamelen het leuk vinden om te volgen en een eigen proces op gang te zetten.
Zo zullen goedgemutste
kamelen vragen stellen die een aansluiting vinden op het aangereikte aanbod. Hun denken wordt gestimuleerd en de rugzak wordt als een goed-gevoel meegezeuld.
Wie gehoor geeft en durft opvolgen wat is vooropgesteld aan regels en afspraken, mediatiestijl en werkvormen, zal leren om leiding te nemen wanneer nieuwe creatieve ideeën aan de orde moeten komen. Pas na het leerproces dat de kameel heeft ‘willen-volgen’ kan het eigen proces tot andere inzichten en nieuwe creatieve impulsen worden gebracht.
Hierin ligt ook de grote waarde van de kameel: door opvolgen of vragen van informatie wordt niet alleen de kennis vergroot maar worden ook nieuwe interesses gewekt.
Pas dan kan de mens de haalbaarheid van iets evalueren en over de effecten reflecteren van zijn eigen leerkrachtenstijl vanuit opgedane ervaringen. De rugzak kan en mag aangepast worden en niet bijgevuld.
Ook slechtgemutste kamelen lopen de rit uit. Maar met welke voldoening bij de reflectie nadien? Teveel vragen zijn boeiend – vermoeiend, geen vragen stellen verruimt de geest niet.
De slechtgemutste kamelen functioneren niet zelfstandig. Slaafs slikken ze wat hen aangeboden wordt met een blindelings vertrouwen .
Hun denken blijft zeer eng wanneer zij niet leren om weerstand te bieden, te experimenteren, uniek te zijn … Zij verdwijnen in de grijze massa die meelopen met …
Door aandachtig te luisteren, kunnen wij ook leren welke collega de informatie kan verschaffen die we nodig hebben of die ons verder kan helpen. “Alle neuzen in dezelfde richting” vraagt een kamelengedrag dat vertrouwen stelt in elkaar! Ook in de identiteit, de houding, die we als school willen uitstralen naar onze kinderen, onze ouders, onze collega’s toe.
Vanuit deze gelijkgerichte visie op goed onderwijs worden we gelijkgestemde zielen die een gezamenlijke doelgerichtheid nastreven.Mét het behoud van onze eigen identiteit binnen de samenhorigheid van de kudde.


BEVER
Leerkrachten dragen van nature zorg voor de medemens (anders ga je niet in het onderwijs). Maar in welke mate is zorg dragen gezond en wanneer niet? In welke omstandigheden wil men een dienst verlenen aan een ander? Gaat men de zorg gemeenschappelijk aan of niet? Stimuleren we elkaar om oog te krijgen voor de behoeften van een ander? Wanneer doen we dat en wanneer niet? Wie is er bereid om de handen uit de mouwen te steken? Wie springt er spontaan in om mee te helpen en wie moet gestimuleerd worden?
Wie neigt naar de slechtgemutste bever die ervoor zal zorgen dat hij alles doet? Irriteert zijn overdreven bezorgdheid de anderen? Hoe komt dat? Wie willen we zijn? Wat willen we betekenen voor de collega die naast en met ons samenwerkt? In hoeverre voelen we ons steeds weer verantwoordelijk voor de goede gang van zaken, voor de orde in en rondom heel ons schoolgebeuren? Ben jij dat manusje van alles dat attentvol een uurtje vroeger de school binnenspurt om de personeelskamer wat uitstraling te geven en de geur van koffie te laten smaken zodat het nooit maandagmorgen lijkt? Of… ‘manusje voor de lieve vrede’ die de benen onder zich uitloopt om eventuele problemen voor te zijn en jij bent dan vanzelfsprekend, een begrip… tot de dag dat je wegvalt en niemand weet hoe je alles klaarspeelde?
Al deze vragen brengen ons bij het relatiepatroon van de bever.
In zijn mooiste pels, is hij: de zachtheid om in te schuilen; de troostende arm om je schouder; de helpende hand die jouw zorgen en problemen deelt; de vriend die alles van je weet en toch nog van je houdt; diegene die aan je geeft wat je net het meeste nodig had. En je weet je gedragen in je zijn. Die toeverlaat voelt goed.
Maar als hij zijn scherpe knaagtanden in je zet, laat hij je niet meer los. Je vrijheid wordt dan beheerst door zijn verstikkende zorg en onverdeelde aandacht. Hij knaagt aan je zelfsturing en vreet je persoonlijke zingeving helemaal weg… zodat je onbeholpen en afhankelijk bent van zijn boomstam op het water. En je weet dat je dankbaar moet zijn om alles wat hij geeft en doet maar je voelt het niet.
Wat heeft een collega gegeven in zijn carrière dat we een extra inspanning voor hem doen als hij afscheid viert?
‘Zijn persoon’ wordt bezongen en men vertelt hoe zijn inbreng als mens kinderen en collega’s in beweging bracht. De herinneringen aan elke goede vriend zijn tekens van verbondenheid, geur en smaak van samen iets gedeeld te hebben, de glimlach later om je lippen. Het team heeft dan ‘jouw-deel-genoten’!
Dat brengt ons dan ook bij een goede leerhouding van het denkstimulerend en ontwikkelend onderwijs. Deelgenootschap. Waar men vroeger veeleer ‘de was en de plas’ deelde in de personeelskamer en iedereen achter zijn eigen klasdeur didactisch en pedagogisch zijn eigen bondgenoot was, vraagt men nu een inzage in en een openheid voor het handelen en mediëren van de andere. Het louter ‘socialisen’ moet plaats ruimen voor het professionele deelgenootschap om een gelijkgerichte visie en doelbewust handelen na te streven.
Dat vraagt van ons allemaal een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij het soms essentieel blijkt dat ieder van ons met zijn waarden, inzichten en beperkingen, de handen uit de mouwen zal moeten steken. Zo ontstaan er in vele scholen bevertaken, werkgroepen, zorggroepen…
Belangrijk in een veranderend schoolklimaat om elkaar dan altijd ‘tot deelgenoot’ te maken! Wanneer iedereen weet waar de andere mee bezig is…
Maar bovenal blijft de echte bever in de eerste plaats: ‘de mens’ die naast en met je werkt, die ook zijn zorgen en zijn vreugdes, zijn vragen en antwoorden met jou kan delen. Door ‘betrokkenheid’ zal er immers ‘welbevinden’ groeien. Vanuit deze gerichte hulp en menselijke aandacht, zullen we uiteindelijk een weg vinden naar de competentie om ook ‘professioneel’ elkanders deelgenoot te kunnen zijn!


POES
Elke mens is afhankelijk van zijn omgeving: materieel, comfort, tijdsbeeld, maatschappelijke invloeden, culturele en sociale tendensen. In deze tijd van verslavingen, overvloed aan eten, drugs, geld, macht, wegwerpartikelen, kant en klare maaltijden … zoekt iedereen nog steeds naar de meest kostbare behoefte die er bestaat: een mens die naast en met je leeft.
Het wordt terug belangrijk in deze individualistische maatschappij om ‘afhankelijk’ te durven zijn van de ander. Ook bij onderwijsmensen en vanuit de vele onderwijsvernieuwingen groeit deze nood. We worden terug afhankelijk van ieders inzet en spirit om het onderwijsgebeuren tot een creatief en energievol gebeuren te maken. Terwijl onafhankelijkheid eerder als een teken wordt gezien van een sterk, zelfbewust en krachtig iemand, wordt afhankelijkheid nog vaak geïnterpreteerd als zwak en initiatiefloos. Toch leert de poes ons dat afhankelijk zijn van elkaar een prachtig menselijk gebeuren in stand kan houden. Elkaar ‘nodig’ hebben wordt een prioritair belang wanneer collega’s een schoolvisie willen waarmaken. Zoals het gezegde bij het coöperatief leren vertelt “niemand kan alles maar iedereen kan iets” willen we de poes in zijn meest goedgemutste gevoel promoten.
Vragen, krijgen, aannemen, bedanken. Dit zijn de verschillende fasen van deze ax, die we met de term ‘genieten’ omschrijven. We horen dikwijls “we moeten het warm water niet zelf uitvinden” maar vergeten vaak dat het water warm loopt als collega’s hun capaciteiten en talenten tezamen brengen. Dat vraagt dat onderwijzers hun ideeën samen leggen en durven uiten wat ze van een ander verlangen, waar ze van een ander ‘afhankelijk’ zijn. Verlangen naar warmmenselijkheid, begrip en hulp wordt tot een veilig en geborgen nest, wanneer er een gezond evenwicht is tussen zorg geven en zorg ontvangen. Onze kinderen op school mogen weten dat wij ‘afhankelijk’ van elkaar zijn om een proces op gang te zetten dat ‘deelgenootschap’ en ‘veiligheid’ in zich draagt. “Relax … we staan er niet alleen voor” moet ons motto worden.

Onderwijzers hebben graag zelf het heft in handen en zorgen graag voor Jan en alleman. Een zorg krijgen van iemand en daar ten volle van genieten, vraagt soms een grote inspanning. Toch zou het eigenlijk een directe ontspanning moeten zijn. Genieten mag en is soms nodig om terug aan de slag te gaan. Energie geraakt altijd op en moet op de een of andere manier terug opgeladen worden. Eén van de manieren is ‘genieten’ van wat een ander voor je doet. Genieten van wat op je afkomt. Jezelf durven nestelen in de warmte en de overgave van de ander. Een geborgen klimaat creëren waarin een veiligheid voor elke collega verzekerd kan worden.
In vele scholen krijgen jonge en nieuwe collega’s een peter –of metercollega om in een gedragen klimaat de veranderingsprocessen die lopend zijn veilig te kunnen opvangen; vertroeteld te worden; extra aandacht en hulp te krijgen.
Wanneer wordt ons poesje dan een katje? Vaak worden de dingen die een ander voor je doet gauw als vanzelfsprekend of normaal gezien. Dan krijgt ons katje scherpe klauwen die vasthaken en niet meer loslaten. Met fluwelen en natte pootjes stelt ze zich dan onkundig en onbeholpen op om gunsten of materiële dingen te verkrijgen. Ze gedraagt zich dan onzelfstandig om het bijzijn af te dwingen. Vaak trapt een slechtgemutste bever daar in omdat het slinkse katje zijn zelfvertrouwen laat afhangen van de nabijheid en of de hulp van de ander. Gezwicht voor het snoezige kattenkopje en de trillende snorharen laat de bever van zich profiteren. Denken we aan de té zorgzame collega.
We hebben elkaar nodig in een wederzijdse, gezonde afhankelijkheid. Alleen deze sfeer creëert een open onderwijsgeest in deze zaken.
Het bijzijn bij de ander, het begin van alles.

PAUW
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is het mooiste van heel het land?
In sprookjes wordt het antwoord gegeven door de magische spiegel van de fantasie. In werkelijkheid antwoordt je eigen spiegelbeeld en dat antwoord hangt af van je zelfbeeld en je persoonlijk welbevinden.
Geen enkele spiegel kan immers vertellen hoe mooi de mens in werkelijkheid is.
Hoe meer je van een mens houdt, hoe knapper zijn gelaat, zijn uitstraling voor je wordt. Maar zo is het ook voor ons zelf. Hoe meer we van onszelf houden, hoe meer de glinstering in onze ogen en de glimlach op onze lippen het winnen van kraaienpootjes en allerlei andere onvolmaaktheden die slechts de verpakking uitmaken van ons mens – zijn. Wie zichzelf graag ziet, kan een ander liefhebben.
De pauw tooit zich in zijn mooiste klederdracht wanneer hij rechtop kleur bekent! Zijn pauwenogen zoeken contact met diegenen die hij wil bekoren in zijn actie, woord en daad. Zijn verendracht wint aan pracht door bevestiging en erkenning van de toeschouwer, diegenen die “het” ziet en ontvankelijk is voor de tentoongestelde veren.
Wanneer de pauw zijn veren niet toont, kan je alleen vermoeden aan de gesloten staart wat hij of zij in petto heeft.
Wanneer de pauw niet gelokt en/of uitgelokt wordt door anderen, zal hij zijn pracht niet tentoonstellen.
Zijn verendracht verliest aan kracht door het niet kunnen beantwoorden aan de normen en waarden van zijn onmiddellijke omgeving en / of door ontevredenheid over zijn eigen kunnen en zijn.


“Bescheidenheid siert” is een deugd die voor vele mensen tot een waarheid is geworden.
“Tevredenheid viert” is een wijsheid geworden voor ieder mens die gelooft in een proces dat nooit af is maar telkens kansen blijft geven om mogelijkheden te verkennen vanuit een positief zelfbeeld.
Wie met zijn talenten én beperkingen creatief en muzisch naar buiten treedt, oogst bewondering en aanmoediging. Uit deze bevestiging groeit fierheid en zelfvertrouwen. Een goedgemutste pauw leert zichzelf kennen door de reacties van zijn omgeving en door de gevoelens van competentie of confrontatie met beperkingen die dat met zich meebrengt.
Drijfveren om tot ontwikkeling te komen, liggen in het zichzelf ‘durven, willen en kunnen’ uiten van wat de mens tot ontplooiing kan brengen.
De mens wil altijd meer, beter, mooier, echter, sneller… Hij zoekt bronnen buiten zichzelf om zich te vervolmaken. Oogverblindende schoonheid; status die berust op ‘hebben’ en ‘overkomen’ maken de slechtgemutste pauw vaak tot uiterlijke schijn die vluchtig en oppervlakkig tijdelijk kan bekoren.
Wanneer bluf en overdreven gedrag het uitstalraam wordt van menselijk contact, verstoort de slechtgemutste pauw zijn eigen innerlijk bewegen. Wordt communicatie bron van ergernis en verliest de pluimentooi zijn charme en persoonlijke groeikracht.
Elke mens zoekt gans zijn leven naar bevestiging en waardering voor datgene dat hij onderneemt of wat hij kan betekenen voor een ander…
In een schoolteam is het dus belangrijk om ‘de andere collega’ eens tot spiegelfunctie te nemen.
In wezen zit er in een team voldoende knowhow en competentie om een school optimaal te laten functioneren. Ieder van ons zoekt soms ‘de professionaliteit’ buiten de school, terwijl we door overleg en samenwerking heel wat van onszelf en de ander kunnen doen leven.
Als we samenleggen wat er IS, kan er heel wat meer en beter. Horizontale en verticale samenhang komt er niet door externe, opgelegde leerlijnen maar door inbreng van elke individuele collega.
Wat moet ik dan prijsgeven waar ik zelf heel lang aan gewerkt heb? Moet ik iets afgeven, lossen? Er zijn soms belemmeringen om te tonen wat er is. Zelden stelt men zich de vragen: Wat kan mijn meerwaarde worden voor een schoolgebeuren? Wat kan ik leren van de ander? Hoe kunnen we elkaar bijscholen?
Iedere collega heeft zijn specialiteit, zijn ‘ding’ waarin hij zich ten volle kan uitleven. Iedere collega heeft zijn beperking om gevraagde gegevens niet in orde te krijgen. Hoe kunnen we elkaar hierin helpen? Werkdruk en planlast komen er vaak omdat iedereen alles ‘alleen’ wil doen. Wat kunnen we voor elkaar inbrengen? Mekaar professionaliseren! Gaan kijken bij elkaar, systemen van elkaar overnemen, leren van en met elkaar.
Ook scholen onderling zouden al drie leerlijnen verder zijn, wanneer ze elkaar zouden tonen wat hun specialiteit is. Elkaar aanvullen; van elkaar aannemen; elkaar bewonderen om mee te nemen wat naar de eigen specifieke noden en verwachtingen kan ingevuld worden. Bij elkaar op bezoek gaan om met de ogen te mogen pikken, om met het hart te kunnen ontvangen zonder concurrentiestrijd, bedreiging, jaloezie.
Dat vraagt een team waar welbevinden en betrokkenheid de spiegels worden om elke dag in te kijken. Pluimen weer glad te strijken; met de kam der verbondenheid bobbels en verwarde gegevens ontknopen en dan…met een stralende glimlach te weten dat je deel bent van een geheel.
En dan… krijgt elke school méér mogelijkheden door de mogelijkheden te zien en te benutten die ER ZIJN.

WASBEER
Met grote verwonderde ogen mens en wereld ontvangen en zonder afgunst, minderwaardigheid, bedreiging bewonderen wat en wie er op je afkomt.
Het moet de wasbeer zijn die onze aandacht vestigt op zijn grote omrande ogen die als twee grote kijkers op de wereld gericht staan. Met zijn zachte goedgemutstheid onthaalt hij elke mens in zijn eigenheid. Hij neemt aan wat een persoon hem aanbiedt en in zijn wassende handen ziet hij alles zuiverder. Door het geloof waarmee hij de persoon aanneemt, vouwen zijn handen zich tot een applaus van waardering. In zijn hartelijke verwelkoming voelt elkeen zich echt onthaald in de persoon die hij of zij is!
De vruchten van de persoon worden net iets te vaak door het water gehaald wanneer de slechtgemutste wasbeer onoprecht gaat waarderen. Omfloerst met slijmerige woorden pakt de wasbeer zijn appreciatie in om andere gunsten te bekomen. Zijn gedweep kan voor ernstige gevolgen zorgen wanneer de over het paard getilde persoon zijn stijgbeugels verliest als de wasbeer wegvalt.
Wat gebeurt er vaak wanneer mensen elkaar evalueren of jouw mening over een actie van een collega vragen? Iedereen weet vaak wat je nog niet zo goed kan en verwoordt dat ook meer. Je minpunten op didactisch vlak, je onzekerheden op pedagogisch vlak. Zelden worden collega’s in de wandelgangen besproken omwille van hun geweldige kwaliteiten of meerwaarde als mens in het team.
Belangrijk is dat je door oprechte waardering iemand zijn zelfvertrouwen kan doen groeien. We horen de noodkreet ‘Zijn we goed bezig?’ of de hunkering naar bevestiging om wat AL IS, maar ofwel worden er eisen gesteld ofwel wordt er overroepen ‘Jullie zijn goed bezig mannen’ ook al wordt dit niet echt geverifieerd.
Collega’s die door een positieve bril kijken naar elk individu van hun team en het beste bij de ander naar boven kunnen halen.
Deze maand willen we ‘de persoon’ die met ons samenwerkt, erkennen in wat hij of zij ‘is’. De wasbeer heeft daar geen rechtstreekse voordelen bij (tenzij je een slechtgemutste wasbeer bent). Erkenning heeft veel te maken met empathie en blijven bij het gevoel of de gedachte die de ander toont of uitspreekt tegen jou. Zonder reflecties naar eigen aanvoelen en/of kunnen. Onrechtstreeks groeit er daardoor respect en fierheid.
Tijdens een recent onderzoek heeft men willen bepalen welke pijlers er nodig zijn om ‘gelukkig’ te zijn:
Pijler 1: basisbehoeften.
Pijler 2: gewaardeerd worden.
Pijler 3: esthetisch besef dat tijd en ruimte overstijgt.
Pijler 1 is voor de meeste in te vullen naar eigen persoonlijke inkomsten en behoeften. Pijler 3 wordt vaak toegekend aan de dromers, kunstenaars of de naïeveling. Deze twee pijlers hangen af van je persoonlijke inzet en inbreng in deze wereld. Pijler 2 hangt enkel en alleen af van de mensen waarmee je elke dag optrekt! Stel dat je dan toch minstens twee pijlers nodig hebt om een tevreden en gelukkig gevoel te krijgen…hoe sterk is dan de oproep aan elkaar om ervoor te zorgen dat je medemens gewaardeerd wordt naar zijn waarde, in de persoon die hij is – wordt – wil worden!
Als onderwijzer moet je de laatste jaren veel zelfvertrouwen opbouwen en een juist zelfbeeld hebben, wil je staande blijven tussen draagkracht en draaglast van een schoolgebeuren. Een goed en stevig zelfbeeld hangt dus veel af van de wasberen die in je onmiddellijke omgeving leven.
In onze multiculturele onderwijswereld zal respect en openheid voor de eigenheid van elke mens de sleutel worden om elkaar op gelijke golflengte te onthalen. Laat ons daar al mee beginnen in onze eigen schoolcultuur.
Een team waar mensen elkaar dragen in geloof in elkaar, is een team dat ook de juiste spirit kan hebben wanneer er moeilijkere momenten zijn. Het gevoel dat iemand in jou gelooft, is de sterkte waarmee je tegen de dingen aankijkt!

UIL
Net zoals de schildpad ligt de uil in de naastzone. Toch zijn deze relatiepatronen niet echt complementair met elkaar. Het hangt ervan af vanuit welk gevoel iemand vertrekt om uit te maken of men zich in de naastzone plaatst vanuit een bovenstaande positie (de uil) of wanneer men een onderstaande positie inneemt (de schildpad). Terwijl de andere axen in relatie staan met hun complementaire, staan deze axen vooral in relatie met zichzelf.
Horen - zien - en zwijgen is nog steeds een gulden regel wanneer men voor de eerste keer geconfronteerd wordt met nieuwe situaties, mensen, dingen, opdrachten.. . Niet gemakkelijk voor een onderwijzer! Alles eerst in overschouwing nemen; je eigen plaats bepalen in het geheel; een zicht krijgen op de context van mensen en dingen waarbinnen je moet functioneren. Dingen zien, horen, voelen en het nog voor jezelf houden. Doordacht handelen en je gekozen actie zo plaatsen dat hij weloverwogen geplaatst kan worden zodat je precies dat kan geven en betekenen wat je vooropgesteld had. Om dit te kunnen, gaan we te rade bij de uil.
Niets ontgaat de goedgemutste uil. Met zijn kop die 360° kan draaien, houdt hij alles en iedereen in het vizier. In zijn dikke verenpracht koestert hij elke wijsheid, elke herinnering, elk geheim. Zijn aanwezigheid is niet gericht op communicatie maar op observatie. Met wijdopen ogen heeft hij alles gezien en houdt hij het ook soms voor gezien. . . Vanuit zijn hoge, veilige positie kan hij gevoelens en gedachten voor zich houden. Door het bewaren van afstand, kan hij alles beter en objectiever overzien. Vanuit zijn observatie komt hij nog meer dingen te weten en krijgt hij een beter zicht op de situatie. Hij stelt zich boven de ander, gaat er niet op in. De oude zegswijze "aan een ander ken je jezelf” is vaak een spiegel om eigen gedrag aan te passen of te optimaliseren. Zo filosofeert de uil over zichzelf, het leven, de anderen. In zijn rijke belevingswereld heeft hij talloze gevoelens en gedachten die hem maken tot wie hij wil worden. De uil spaart veel op.
Voor de anderen wordt hij pas echt slechtgemutst wanneer men van hem een actie verwacht die uitblijft of die in een hautain stilzwijgen wordt gehuld. Zelfs in het duister heeft de uil nog alles haarscherp gezien en dat maakt anderen soms nerveus. Hij geeft geen commentaar, maar blijft wel betrokken bij de situatie. Dit maakt dat de anderen hem zien als een persoon die ongeïnteresseerd is. Zijn schijnbare ongenaakbaarheid houdt hem op een afstand omdat de anderen niet weten wat ze aan hem hebben.
Men interpreteert dit gedrag als introvert en men ergert zich bij een groepsfunctionering omwille van de geringe inbreng. De slechtgemutste uil laat zich in geen geval kennen.
Een goedgemutste uil als vriend - collega is diegene die altijd te vertrouwen is. Aan hem of haar kan je iets toevertrouwen in de wetenschap dat jouw ontboezeming bij een uitlaatklep blijft en niet tegen jou zal gebruikt worden. In het team kan de uilenrelatie ook zorgen voor meer inzicht, doorzicht en tenslotte ook een beter overzicht in de klas - en schoolcultuur.
Het schoolleven eens van op een afstand bekijken. Door eens toeschouwer te zijn, bekijken we iets door een andere bril. Deze relatie kan ervoor zorgen dat men niet emotioneel, persoonlijk betrokken geraakt en men voldoende afstand kan bewaren bij een situatie, een gegeven, een oordeel, een mening die wordt uitgesproken.
Bij communicatie is dit een hele kunst om binnen relaties ook 'uil' te kunnen zijn. Voordat men een mening formuleert, vooraleer men reageert op kritiek, vooraleer men instemt met een idee of aanneemt wat gegeven wordt.
Op deze manier wordt het ook mogelijk om professioneel te reageren op onderwijszaken. Het is een houding die maakt dat bijsturing, reflectie, evaluatie, kritiek NIET in eerste plaats gericht is op de persoon maar op het professioneel functioneren.
Leren “plaats maken voor een ander”.
Waarom eens niet gaan observeren bij een collega? Niet om nadien de klaspraktijk van die collega te evalueren maar om na te denken over wat je gezien hebt en welke inzichten je VOOR JEZELF meeneemt!
Wanneer er een probleem is in de klas, de school, het team, kan de uil ons Ieren om er niet onmiddellijk middenin te gaan staan maar eerst afstand te nemen. Eerst en vooral afstand van elke persoonlijke voorkeur en vooroordeel en ook afstand om het gegeven vanuit verschillende invalshoeken te bekijken en nadien beter te begrijpen.
Soms moeten wij in het onderwijs eerst horen - zien - en dan NIET zwijgen.

SCHILDPAD
Reflectie op de dingen krijgen, op je inbreng vanuit je eigen persoonlijkheid, op oorzaken en gevolgen van gekozen acties en reacties, op tijd- en ruimterelaties, op het proces van mens – worden… Reflecteren op wereldlijk en menselijk gebeuren, is antwoord krijgen door stil te staan bij en open te staan voor mensen die mee jouw antwoord uitmaken. Het is in het antwoord de gelegenheid krijgen om weer nieuwe vragen te stellen en vanuit die nieuwe vragen je eigen proces weer aan te vatten.
Vaak wordt een schildpad geassocieerd met een negatief gevoel: zwakte, onkunde, niet taalvaardig of communicatief genoeg… Nochtans is het dit relatiepatroon dat terug energie en waarde kan geven aan de verdere koers van je keuzes en dus je leven.
De laatste jaren worden we overspoeld door onderwijsvernieuwingen, administratieve rompslomp, visie op onderwijzen en de weerslag op werkvormen in de klas en organisatie van het schoolgebeuren. Sommige collega’s zien we letterlijk verzuipen in de golf van verwachtingen die hen meedrijft. Laat ons extra aandacht geven aan het veranderingsproces van elke onderwijzer en de individuele tijd en ruimte die ieder van ons daar voor nodig heeft. Het is de schildpad die een oplossing zal bieden en ons de kans kan geven om niet te blijven drijven maar aan te spoelen op je eiland van zelfreflectie.
Het werkt bevrijdend om eens niet sterk te moeten zijn en het hoofd eens te laten hangen. Het is geen schande om onmacht onder ogen te zien en toe te geven dat het even moeilijk is. Je lost.
Onder zijn gepantserd schild in camouflagetinten voelt de schildpad zich veilig en onopvallend voor de vele eisen en normen waaraan hij moet beantwoorden. De kop ingetrokken om geen nieuwe slagen te moeten verduren, kijkt hij naar zichzelf. Door zich terug te trekken, komt de goedgemutste schildpad op adem. Hij luistert naar zijn eigen ritme. Wanneer het te benauwd wordt in zijn enge schild van rust en verwerking, verkent hij met schuchtere blik maar met meer inzicht en overzicht de dingen. Door geen veroordeling maar door respect van zijn omgeving, zwemt hij weer mee in de golf van energie voor ‘t leven en geloof in zichzelf.
De slechtgemutste schildpad daarentegen blijft liggen in zijn bed van tranen. Terwijl de dichtheid van zijn schild de ontgoocheling en de pijn verdroogt, koestert hij zijn zorgen. Hij verdiept zich in zijn onkunde en in deze diepte graaft hij een put voor zichzelf van zelfbeklag, schuld en twijfel.
Als onderwijzer naar de collega’s toe is het heel belangrijk dat we onze eigenheid en echtheid als persoon niet verliezen. Hoe sterk wil ik me als collega steeds opstellen? Toegeven dat je fout bent, dat je iets nog niet kent of weet, dat je je bij de situatie niet goed voelt…wil niet zeggen dat je je positie verzwakt. Sterker zelfs, door je ‘echt’ op te stellen zal je minder druk voelen om iets ‘in stand te houden’ of om aan een bepaald verwachtingspatroon te moeten voldoen.
Het is een cultuur tussen collega’s waar extra tijd voor moet vrijkomen. De kans geven aan elkaar om te herbronnen midden in het veranderingsproces. ‘Waar ben ik mee bezig?’ ‘Wat wil ik betekenen en welke meerwaarde kan mijn functie geven binnen onze school?’ ‘Wie wil ik zijn?’ ‘Welke doelen stel ik voorop?’ Het is meer dan evalueren! Het is reflecteren naast en dan met elkaar.
Ruimte geven om te mogen lossen, geeft ruimte om opnieuw van start te gaan!
Vertrouwen vinden in de ander en in zichzelf, vindt nooit zijn oorsprong in het meten aan elkaar en vergelijken van … Het delen van macht resulteert in het ondergaan van onmacht.
In het samen leggen van capaciteiten en onkunde onder ogen te zien, krijgt een gebeuren een eerlijker antwoord. Op deze manier krijgen we een bundeling van kracht.
Vanuit hogere instanties, vanuit de druk van ouders, collega’s, directie, worden onderwijzers soms ten onrechte in dit lossen geduwd. Deze collega’s gaan zich dan pantseren! Ze bouwen een muur om zich heen zodat ze minder kwetsbaar zouden zijn voor gevoelens en ervaringen die op hen afkomen. Deze vereenzaming brengt vaak onechtheid met zich mee. Wanneer de anderen dit niet doorzien wordt veroordeling voor deze mensen een vooroordeel omtrent hun capaciteiten en collegialiteit. De ene beschermt zich voor de andere.
Laat ons de gelegenheid aangrijpen om nog maar eens een onderwijsvernieuwing binnen te brengen:
Herbronningsmomenten naast de zo fel begeerde en belangrijke overlegmomenten! De tijd krijgen om ‘niets’ te moeten doen. De tijd vrij aan jezelf, voor jezelf… De tijd om te wandelen doorheen je eigen gedachten, voelen en weten.
HAVIK
Klapwiekend scheert de havik over zijn landschap en het leven dat zich onder hem en rondom hem afspeelt. Zijn kritische blik speurt nauwkeurig alle invalshoeken af en hij stevent met weloverwogen argumenten op zijn doelwit af.
Hij selecteert met selectieve aandacht om doordacht te kunnen bereiken wat hij zich voor ogen houdt.
Iets of iemand aanvechten wil niet zeggen dat men alleen vecht tegen de ander, maar ook dat men knokt voor eigen waarheden, normen en waarden. Het bevechten van dingen, situaties en gedragingen is positief wanneer het een toetsen is van de kwaliteit.
Om op betrouwbare wijze om te kunnen gaan met de werkelijkheid, is het belangrijk te weten of men er werkelijk op kan bouwen. Dit aanvechten is dus geen veroordeling. Het kritisch onderzoek is niet in eerste instantie bedoeld om fouten op te zoeken, maar om de betrouwbaarheid vast te stellen!
Een opbouwende kritiek vindt er geen plezier in om iemand of iets door het slijk te halen, door de mand te zien vallen. Ze beoogt mogelijkheden te ontdekken om het verkeerde ten goede te keren. Daarom is het toegelaten fouten te maken. Het kritisch onderlijnen van fouten, leidt tot leermomenten. Als mislukken mag…dan kent ons lukken een gevoel dat dieper gaat dan ‘winnen’. Als vallen toegestaan wordt…herkent men in het opstaan een duidelijkere koers.
Competitie is gezond als wij ons niet alleen richten tot het presteren maar ook de mens blijven eren.
Wie eerlijk en correct op fouten wijst, bewijst de ander een dienst.
De kunst is dus om bij het geven van kritiek het idee, het woord, de handeling, de actie… aan te vallen die uitgaat van een persoon en niet de persoon zelf! Je hoeft niet afgemaakt te worden als persoon bij een foutieve keuze, een fout, een verkeerde daad.
Wie zich snel persoonlijk aangevallen voelt, zal moeilijk leren omgaan met kritiek. Wie de zaak niet kan scheiden van de man, oordeelt soms onterecht en veroordeelt niet de kern van het gegeven.
Soms ligt de kritiek zo gevaarlijk dicht bij het wezen van ons mens – zijn, dat de confrontatie wel hard en pijnlijk kan zijn, ook al is ze goed bedoeld.
Lange discussies, oordelen, meningen, overtuigingen, protesten. Voor vele politieke strekkingen, geloofsovertuigingen, machtsverhoudingen…zijn er al vele mensen letterlijk en figuurlijk gesneuveld.
Voor de kracht van het woord, uitgesproken door een mens die overtuigd is van zijn eigen gelijk, zien mensen soms af van hun eigen waarden, normen, ‘zijn’.
Diezelfde kracht van het woord heeft er ook al voor gezorgd dat vernieuwingen tot stand komen, wantoestanden worden opgeheven, mensen tot leven komen.
De vinger op de open wonde leggen, kan zowel pijnlijk als helend zijn. Opbouwend als onze aanval de intentie heeft om een situatie beter te maken en niet om een persoon af te kraken, te kwetsen, in razernij of vertwijfeling te brengen.
In een team jezelf, een ander, de dingen in vraag stellen, is een goed teken van vooruitgang en vernieuwing.
We willen hier niet de vraagstelling benaderen zoals een kameel die informatie wil verzamelen en zo richtlijnen wil aanvaarden. We willen de vraag stellen om de waarheid te toetsen. Door als een goedgemutste havik de vraag te stellen, vormen we ons een oordeel dat op dat moment, op die plaats, met die mensen de waarheid kan benaderen. Deze waarheid kan morgen anders zijn.
Kritisch denken is veranderen, is groeien!
De uitslaande vleugels van de havik delen soms harde klappen uit wanneer ook zijn scherpe snavel en pijnlijke klauwen uithalen naar een geviseerde prooi.
Als mensen elkaar in het nauw drijven, de eigenheid van een persoon in twijfel trekken, kost wat kost eigen waarheden willen behouden…handelen zij meestal als een slechtgemutste havik.
Dan halen we het slechtste bij elkaar naar boven. Dan strijden we niet meer voor een verhevener doel maar willen we enkel ons gelijk halen.
Spijtig genoeg is iets veel sneller verwoest en afgebroken dan dat het opgebouwd werd. Woorden en gedragingen wikken en wegen in het team is dus geen overbodige luxe. Het vraagt van ons om de ganse context door te lichten. Niet enkel het product of het resultaat van iets, de reactie en / of de actie van een collega.
Zonder klauwen een schoolcultuur opbouwen vraagt om rekening te houden met de verschillende gegevens en invalshoeken die oorzaken teweegbrengen en gevolgen veroorzaken. Pas wanneer wij een eindje in de ander zijn schoenen meestappen, kunnen we onze eigen schoenen luchten.
Pas wanneer we door de bril van de ander kijken, leren we om over onze eigen glazen heen te kijken. De context waarbinnen een verandering, probleemsituatie, conflict zich afspeelt is zeer belangrijk. Niet ‘wat’ maar ‘hoe’ er gecommuniceerd wordt, is vaak essentiëler om onder de loep te nemen dan enkel te kijken naar wat op het eerste zicht objectief waar te nemen is. De mogelijkheden van een collega hangen niet enkel af van de competenties en talenten van een individu maar hebben veelal te maken met de contextgegevens van die persoon. Wanneer verwachtingen alleen mogen afhangen van wat een persoon kan, kent en heeft en geen rekening houdt met wie een persoon IS, dan heeft men binnen de kortste keren een meningsverschil, een machtsstrijd, een strijd rond persoonskwesties.
Daarom wordt het belangrijk om geïntegreerd te denken wanneer wij de kwaliteit van onze school toetsen, sterkte en zwakte analyses maken en besluiten willen trekken.
Als wij de axenroos geïntegreerd en vakoverschrijdend willen aanbieden, zullen wij ook bij de implementatie binnen het team geïntegreerd moeten werken. Onze aanpak moet er op gericht zijn dat iedereen met zijn individuele eigenheid en de eigenheid van de school en de gegevens van tijd en ruimte op hetzelfde spoor zitten.
Steeds zal een evenwicht gezocht moeten worden tussen draagkracht en draaglast, tussen zijn en worden, tussen geïntegreerd denken en geïntegreerd plannen.
We kunnen strijden in onze interculturele wereld voor gelijkwaardigheid van cultuur, afkomst, sociale status, middelen, mogelijkheden… als wij de diversiteit in ons eigen team als een verrijking zien van ons eigen ik.
We kunnen strijden voor éénzelfde visie binnen onze school als we geen verarming creëren door van iedereen dezelfde spirit en taakgerichtheid te verwachten. Want indien iedereen alles zomaar aannam, wanneer mensen zomaar met alles akkoord zouden gaan, als er geen discussies zouden zijn, als er maar één waarheid zou bestaan… zou alles ‘beestig saai’ worden. Wanneer in het malse, groene gras van idealisme enkel de zon en de sappige schapen in de wolken dromen zouden voeden en er geen distels of netels ons zouden ergeren…Dan zouden we vast indutten in een roes van onrealistisch gemijmer. We zouden zo ‘vanzelfsprekend’ worden.
Het schuren van de distel en de prik van de netel zijn juist
de adrenaline waardoor de axenwerking voeten op aarde krijgt, creativiteit in gedachten, probleemoplossende weg naar een schoolvisie die voor iedereen hanteerbaar wordt.
We kunnen pas samen strijden als we in de goedgemutste kritiek doelgericht een weg zoeken naar elkaar en naar wat ons wezenlijk bindt: de liefde voor en met de kinderen en de overtuiging dat alle energie die we daarin steken ons ver weg houdt van…
Graag zouden we het jaar willen afsluiten met de zegswijze: dat is een waarheid als een koe! In de wei staan er veel verschillende koeien. Moge de vele waarheden, afhankelijk van tijd en ruimte, een plaats vinden.
En moge elk van onze straffe verhalen de drie zeven even passeren…

STEENBOK
Welke normen en waarden hanteren wij om onze gedragsregels, leef – en leerafspraken te toetsen? Wie of wat bepaalt voor ons het pedagogisch en didactisch handelen? Waarom gelden bepaalde geboden en verboden in de ene school wel en in de andere school niet?
Waarvan hangen de slaagkansen af om een positieve schoolcultuur uit te bouwen?
Waar vroeger vele culturele en morele voorwaarden vaststonden vanuit geloofsoverdracht of humane overtuiging, moet elke school nu eigen criteria zoeken om zijn eigen visie in te kaderen. Het is niet meer vanzelfsprekend dat dit enkel vanuit geloof en traditie bepaald wordt.
In deze multiculturele samenleving biedt de diversiteit van sociale en etnische afkomst kansen om naar een eigen identiteit te streven.
Elke mens, elke gemeenschap heeft een kader nodig waarbinnen zijn denken, doen en handelen geplaatst kan worden. De steenbok leert ons die grenzen af te tasten, af te bakenen, te bewaken en te verdedigen.
De steenbok roept ons op om halt te houden en duidelijkheid te stellen.
De slechtgemutste steenbok confronteert ons met weerstand en uit dit door het weigeren van nieuwe impulsen en opgelegde decreten; door eigenzinnigheid om het behoud van wat was; door het dwars gaan liggen bij voorstellen die vaak onvoldoende geëxpliciteerd en / of geïntroduceerd werden.
Hij zal zijn been stijf houden wanneer het wantrouwen naar onderwijsvernieuwingen en individuele collega’s niet doorbroken wordt.
De wantrouwige collega begint anderen te irriteren, blijft koppig volharden, stelt het geduld van collega’s en beleid op de proef. Hij is een spelbreker, een sfeerverbrodder.
In een teamgebeuren is het een kunst om deze ‘neen’ toe te laten om het standpunt van elkaar te begrijpen. Dit belangrijk gebeuren kan ons behoeden voor de harde hoorns van de steenbok die bikkelhard bij zijn standpunt zal blijven wanneer er geen bereidheid is om de eigenheid van elke collega te respecteren.
Want elke steenbok wil trouw blijven aan zijn eigen structuur en vasthouden aan gekende onderwijsprincipes.
Samen de grenzen bepalen voor onze schoolcultuur wordt dus heel belangrijk. Rekening houdend met de context van onze school maken we een bewuste keuze.
Waar staat onze school voor? Wat maakt onze school zo speciaal anders dan andere scholen? Wat kunnen wij bieden opdat ouders bewust zouden kiezen om hun kind naar onze school te brengen? Dit vraagt om een schooleigen identiteit uit te bouwen die persoonlijke uitstraling geeft aan het territorium van het gebouw zelf en ook zijn pedagogisch project verdedigt.
Misschien vraagt dit wel om wat grenzen van jezelf te verleggen. Als steenbok is het belangrijk aan te geven in hoeverre je daar in mee kan, wil, durft. Wanneer we dat niet doen, zal de reactie van de ander altijd berusten op interpretatie van de non – verbale en / of verbale taal van de spreker. Deze interpretatie gaat meestal gepaard met de sympathie of de antipathie die we voor deze persoon voelen. (want we zijn nu ook maar eenmaal mens…)
De mens heeft zijn taal, zijn vernuft, zijn beschaafdheid, zijn wetenschap, zijn sociaal engagement om aan anderen duidelijk te maken wat voor hem/haar kan of niet kan.
De steenbok leert dan de juiste keuzes te maken om trouw te blijven aan een schoolidentiteit. Deze kadert normen en waarden vanuit een gelijkgerichte leerkrachtenstijl.
De gevolgen van grenzen stellen, doet een team prioriteiten kiezen. Deze prioriteiten moeten elke collega structuur bieden om bewust te kiezen voor het hanteren van bepaalde regels en afspraken; het opkomen van een mee gekozen overtuiging.
Eens de keuze gemaakt en de prioriteiten gepland, leert de steenbok ons weerstaan aan andere invloeden die niet of nog niet rechtstreeks van belang zijn binnen ons agogisch handelen.
Weerstaan is niet alleen zich verzetten tegen, het is vooral ‘neen’ zeggen tegen een teveel aan richtlijnen, informatie, nabijheid voor het behoud van onze eigenheid én voor de ontplooiing ervan.
Een mens zal nooit echt ‘ja ‘ kunnen zeggen als hij niet ‘neen’ kan zeggen.
Deze bewuste keuze van een team, voor een team, geeft stimulans om grenzen te verkennen die berusten op eigenwaarde én de waarde waarvoor een school wil staan!

Geen opmerkingen: